Een collectief gedicht

© BRANDEN (LISETTE MA NEZA, 2024)
© BRANDEN (LISETTE MA NEZA, 2024)
Wed, 03/27/2024 - 11:10

Een collectief gedicht

Lisette Ma Neza over Branden

De Nederlandse filmmaakster en dichteres Lisette Ma Neza woont al jaren in de Belgische hoofdstad en mag zich vanaf deze maand ook de eerste officiële stadsdichter van Brussel noemen. Ik ontmoet haar in de wasruimte van haar woongebouw. Met op de achtergrond het gezoem van draaiende wastrommels en de frisse geur van waspoeder in de neus praten we over haar kortfilm Branden, het sluitstuk van haar opleiding aan LUCA School of Arts. Met Branden brengt Ma Neza een ode aan het eeuwige vuur van ontheemde vrouwen en een collectief gedicht over brandende moederlanden.

Laten we beginnen met waar het voor jou begon: wat bewoog jou om Branden te maken?

De jaren die voorafgingen aan deze film draaiden voor mij heel erg over het begrijpen van waar ik vandaan kom, Rwanda, mijn moederland, en mijn leven hier, in België en Nederland. Door die verhalen te onderzoeken kwam ik uit bij de thema’s vertrekken en aankomen. In Branden breng ik die in beeld en ga ik op zoek naar diasporavrouwen die hierover vertellen.

Je portretteert verschillende vrouwen in je film, maar in hoeverre is Branden ook een zelfportret?

Dat is een mooi idee! Twintig procent? Misschien wat meer. De film gaat over vijf vrouwen en daar ben ik zelf één van. De andere vrouwen bracht ik zichtbaar in beeld, zelf ben ik aanwezig als de stem van de dagboekfragmenten. Voor mij was het belangrijk om op die manier te tonen dat ik film vanuit mijn eigen blik, dat ik vanuit mijn leven naar de andere levens kijk. Het gaat om een kijken naar elkaar, eerder dan een bekeken worden.

Je kent de vrouwen in de film goed?

De mensen in de film zijn ook echt in mijn leven aanwezig: het kleine meisje is echt mijn buurmeisje, mijn oma is echt mijn oma en ook de twee vriendinnen zijn echte vriendinnen. Ik vond die echtheid bijzonder belangrijk omdat mensen die moeten vertrekken zo sterk worden ontmenselijkt: er wordt over hen gesproken alsof het abstracte stromen zijn van iets onwenselijks. Daarom vond ik het essentieel om ook de individualiteit van de vrouwen te benadrukken: ze representeren niet alleen een breder verhaal, maar zijn ook net heel erg zichzelf. En tegelijk benadruk ik het begrip dat we bij elkaar kunnen vinden vanuit een gedeeld gevoel, een gelijkaardige zoektocht met verwante vragen.

Op een bepaald moment werkte ik aan een voorstelling over mijn Afro-Europese identiteit en reisde daarom door Europa, op zoek naar de Afrikaanse diaspora. Zo heb ik Sahar ontmoet, één van de vrouwen in Branden. Ze leerde me een term die nieuw voor me was: refugee-millennial. Ik voelde me meteen heel erg thuis in dat woord en herkende me in haar verhaal, hoewel zij oorspronkelijk uit Afghanistan komt en dus geen deel uitmaakt van de Afrikaanse diaspora waarnaar ik op zoek was. Sahar zette me aan het denken: misschien ben ik een Afro-Europeaan, misschien niet, misschien ben ik een refugee-millennial, misschien ook niet. Ik denk dat mijn werk me helpt om die zaken te onderzoeken, om steeds dieper te graven, maar ook om bepaalde dingen los te laten.

© Branden (Lisette Ma Neza, 2024)
© BRANDEN (LISETTE MA NEZA, 2024)

In de film wordt de waarde en impact van intergenerationele banden en uitwisseling ook sterk benadrukt. Je spreekt over jouw moeder: “Ik kruip terug in jouw cocon”. Reflecteert dat ook jouw maakproces?

Op een bepaalde manier wel: proberen begrijpen waar je vandaan komt, is altijd een beweging terug, een reis terug naar huis. Maar wel met een blik vooruit: het is niet zo dat ik nog wilde onderzoeken waar ik vandaan kom, maar eerder wie ik nu ben, welke verhalen daaraan zijn verbonden en welke ik doorgeef. Branden staat voor mij voor een vuur dat nooit uitgaat. Het doet me denken aan een zin uit een gedicht van Alfred Schaffer: “Ik was een donker lichaam dat je uit kon blazen, maar ik brandde toch.” Dat voortdurende branden zie ik ook in mijn moeder en grootmoeder, die de genocide in Rwanda meemaakten: het branden van dat grote geweld en het trauma, maar tegelijk ook de liefde voor een land dat wordt verwoest. Dat licht neem je over als dochter, als volgende generatie. Het gevoel van de warmte daarvan heb ik proberen beschrijven.

Hoe ben je daarin te werk gegaan?

Ik monteer ook erg graag en heb Branden dus zelf geëdit. Daarbij ging ik op zoek naar poëzie. Zo maakte ik reeksen waarin ik alle zinnen verzamelde die startten met “ik was” of “ik woon”. Tot er uiteindelijk een gedicht ontstond. Visueel had ik veel minder een vooropgesteld plan: ik wilde een gevoel weergeven, door bijvoorbeeld in mijn enorme archief aan beelden op zoek te gaan naar een bepaalde kleur. Ik verzamel hoe dan ook voortdurend beelden, met een kleine camera of gewoon met mijn telefoon. Het was voor mij een fijne ontdekking om opnieuw met die video’s, oude en nieuwe foto’s aan de slag te gaan en daar steeds nieuwe zaken in te vinden. Branden had op honderd verschillende manieren vorm kunnen krijgen, maar is uiteindelijk wel het gedicht geworden dat ik wilde schrijven.

Je werkt meestal met verschillende media. Ook in Branden komen muziek, poëzie en film samen. Hoe versmelt je die met elkaar?

Film is vaak een deel van mijn denkproces. Het onderzoek naar mijn gedichten gebeurt ook regelmatig met mijn camera in de hand, maar die beelden toon ik meestal niet. Ik heb het gevoel dat mijn poëzie me echt vertaalt, maar als filmmaker heb ik erg lang gezocht naar mijn eigen stem; mijn eigen poëzie. In mijn vorige films, vooral documentaires, slaagde ik daar nog niet in, maar bij Branden had ik voor het eerst het idee dat ik een gedicht kon schrijven met de camera in de hand.

Branden baseert zich op intieme gesprekken. Welke conversaties hoop je te inspireren met je film?

Ik wil het over moeilijke onderwerpen hebben. Het is echter helemaal niet evident om aan mijn oma te vragen om te vertellen over hoe ze destijds is gevlucht. Door mijn vragen poëtisch vorm te geven — “wie waren jullie”, “wat zag je” — is het toch gelukt om daarover te spreken zonder dat het te pijnlijk werd. Als dergelijke gesprekken zouden kunnen ontstaan door de film, dan lijkt mij dat heel bijzonder.

Je sprak eerder over het doorgeven van verhalen. Voor wie maakte je Branden?

Meestal denk ik daarbij aan mijn kleine zusje. Want wat ik maak is voor meisjes zoals ik: ze zijn hier en ze zijn hier misschien wel altijd geweest, maar kunnen op hun geschiedenis geen gezichten plakken. Daarnaast dacht ik bij mijn laatste bezoek aan Rwanda ook hoe interessant het zou kunnen zijn om juist mijn kleine zusjes daar te laten zien hoe het met ons, hier, gaat.

Wat wens je de vrouwen in je film en mensen met gelijkaardige verhalen toe?

Dat ze aankomen. Dat ze rust vinden en op een of andere manier toch over iets of iemand kunnen zeggen: ik behoor toe, ik mag zijn.

Branden gaat in Belgische première tijdens Courtisane en sluit op zondag 31 maart het festival af.