Kaalkapje
Vandaag word filmmaker Marthe Peters in het ziekenhuis onthaald als medisch wonder. Ze is genezen, maar niet zonder fysiek en mentaal beschadigd te worden door de behandelingen. Door de lens van haar vaders handycam kijkt ze terug naar een periode waarvan ze zich niks meer kan herinneren. Twintig jaar na het overleven van kinderkanker, op zoek naar sporen van ziekte tussen littekens en verlangens.
“Ik snap dat het niet haar schuld is dat er geen tijd is voor mijn heftige emoties, maar ik kan geen energie meer vinden om vriendelijk te zijn tegen denigrerende dokters die me behandelen als een kind, of slechts een lichaam. Het meest comfortabel voel ik me altijd bij de jonge zuster wiens zelfbeschadigingslittekens soms onder de mouwen van haar uniform uitkomen.”
Een peuter met een zuurstofbuisje in de neus trippelt rond haar moeder die op de grond ligt in de woonkamer. Ze duwt een natte doek – een ‘masker’ – op mama’s gezicht en ensceneert zo de kankerbehandeling die ze weldra zelf zal moeten ondergaan. “Ik vind het een beetje lastig,” verkondigt ze eerlijk wanneer het haar beurt is. Door de lens van haar vaders’ handycam zien we filmmaker Marthe Peters als kind worstelen met de vooruitzichten van de therapie. Haar moeder stelt gerust: “Dan proberen we om het heel snel te doen.”
De ontwapenende eerlijkheid waarmee het meisje zich in deze intieme home-video’s uitlaat over haar ziekte zouden we makkelijk kunnen toeschrijven aan haar (jonge) leeftijd, ware het niet dat Peters, de volwassen cineast, met eenzelfde openhartigheid haar film benadert. Zoals de filmgeschiedenis ons leert, eindigen veel pogingen van filmmakers om ziekte te verbeelden in vooral conceptuele en metaforische invullingen. Denk aan het recente Vortex van Gaspar Noé, dat via split-screen de twee dementerende protagonisten uit elkaar drijft. Peters verzet zich tegen zo’n strak of ‘geniaal’ formalistisch opzet, want ze weet dat dergelijke metaforen vertroebelen.
In plaats daarvan confronteert ze de materie head-on. Dat vertaalt zich in zelfrelativerende en -kritische manoeuvres, die haar eerlijkheid onderlijnen en daarmee de film ook uit het vaarwater van heel wat hedendaagse, navelstaarderige autobiografische documentaires houdt. Al wat de pas afgestudeerde filmstudent nodig heeft om te reflecteren op de spanningen en tegenstrijdigheden tussen het verleden en het heden, zijn verloren video-opnames uit haar jeugd. Aangevuld met nieuwe, poëtische beelden (handen die tekenen, een kat aaien, of met kaarsenvet spelen) en een doordachte voice-over, verkent Peters de littekens van een vergeten tijd uit haar leven.
Die strakke voice-over klinkt steeds zowel kwetsbaar als strijdvaardig. Dan hebben we het hier niet over het gevecht tegen de ziekte, maar juist tegen de metaforische idee van ‘de strijd tegen een onzichtbare vijand’. Peters tackelt nuchter de semantische kwesties die uit dit inzicht voortkomen. Zo kan haar kanker moeilijk ‘pech’ genoemd worden, want daarvoor ontbreekt “de toevallige en tijdelijke component”. De unieke kracht van de film ligt dan ook in de niet vanzelfsprekende samensmelting van die no-nonsense vertelstem en Peters’ zachte beelden – we dichten de cineast (en haar ouders) een tedere blik toe. Onbevangen becommentarieert Peters de operaties die ze moest ondergaan, hoe er in haar lichaam gesneden en geprikt werd. Die woorden komen hard binnen, omdat ze gepaard gaan met schermvullend, quasi-abstract naakt, zoals bij de gevoelige handeling van een massage.
Kaalkapje begint met een opsomming van alle specialisten die nodig zijn om Peters in leven te houden. “Het voelt ondankbaar om te zeggen dat ik eigenlijk niet zoveel zin heb om te leven, tegen dokters die alles op alles hebben gezet om me te redden,” zegt Peters in de film. Ze vertelt ons hoe haar lichaam geen penetratie meer toelaat sinds de vele ingrepen en over de daaruit ontsproten seksuele frustraties; want wat als het hoofd en het lichaam elkaar tegenspreken? De dokters bekijken haar als medisch wonder, maar negeren de psychologische impact van hun behandelingen. Ondanks haar worstelingen met depressie, weigert de cineast radicaal om al haar grieven toe te schrijven aan de kanker(behandeling): “Ik ben ook gewoon een dochter van een emotionele vader – of misschien ben ik gewoon 24.”
De essentie van Kaalkapje ligt verankerd in die voortdurende interne dialoog, die fungeert als het kloppend hart van haar onderzoek naar een complexe relatie met het verleden. In een interview met Berlinale Shorts laat Peters optekenen dat ze van het kortfilmmedium houdt omdat het haar in staat stelt om in een flow te raken waarin denkproces en montage quasi samenvallen. Die intuïtieve werkwijze leidt tot een structuur die wordt uitgelijnd en voortgestuwd door (soms wrange) emoties en associaties. De zachte kleurschakeringen waarmee de film opent, kunnen we linken aan de verf die haar moeder aanbrengt op de muren van het ouderlijke huis. De extreme close-ups van handen dan weer aan het frustrerende onvermogen om vat te krijgen op het verleden.
De lieflijke fragmenten die haar vader in die moeilijke tijd capteerde — “Papa is haar toch een beetje onsterfelijk aan ‘t maken,” horen we hem zeggen — staan haaks op Peters’ huidige realiteit. Toch legt ze geen druk op de beelden: de filmmaker zoekt niet naar antwoorden of een vorm van catharsis. De confrontatie en die moeizame, gevoelsmatige worsteling is van tel.
Knap hoe Peters ruimte laat voor de bekommernissen van zowel hoofd als hart. Er is boosheid, humor en, bovenal, mildheid. Het moment aan het einde van de film waarop Peters aan haar moeder bekent dat ze rookt, is er niet alleen een van kwetsbaarheid, maar vormt ook een krachtige brug tussen het verleden en het heden. “Het feit dat je ziek bent geweest, wil niet zeggen dat je daarom extra verantwoordelijkheid hebt over je gezondheid,” klinkt het door de telefoon. Dankzij dit genereuze en wijze antwoord lijkt het plots een vanzelfsprekendheid dat de regisseur haar zelfverklaarde liefdesbrief aan haar ouders met een vergelijkbare zorg benaderde.