Carnations
Een kunstmatige zomer in een serre. Arbeiders verzorgen anjers. In een veelheid van kleuren groeien de anjers naar de zon toe totdat ze klaar zijn voor hun bestemming als snijbloem. Carnations is een audiovisuele meditatie over bewegingen binnen een anjerkwekerij vlakbij het huis van filmmaker Martijn van de Wiele.
“Wat een genot, wat een geluk, wat een verrukkelijke, edele en zinvolle daad zou het zijn, als een mens in staat bleek ook maar één zo’n bloem te vervaardigen! Maar dat kon niemand, geen held, geen keizer, geen paus en geen heilige.” — Hermann Hesse, Narziss en Goldmund
Carnations, waarmee Martijn van de Wiele afstudeerde aan KASK, is in zijn eigen woorden een meditatie. In een vijftiental minuten documenteert de film de groei en oogst van anjers in een kwekerij; van hun prille, trillende begin tot hun diep oranje, donker omrand einde. Die bewegingen toont hij op een ogenschijnlijk niet geëngageerde manier: ze mogen gewoonweg bestaan, zonder dat de filmmaker zich roert. Met nauwkeurige cadrages en een mijmerende montage plaatst van de Wiele zich dichtbij de tijdservaring van de bloemen. Zo ontstaat er een afstand tussen de trage contemplatie van de filmmaker, die zich richt op de ontwikkeling van de planten, en de werktuiglijke snelheid die hoort bij deze schaal van bloemenkweek. De anjer wordt zo tweeledig; langs de ene kant een veelzijdig symbool, een artistiek object, langs de andere kant een product van commercie.
Carnations ligt verkanderd in fijnzinnige close-ups van de anjers. De bloemen worden losgeweekt van hun (kweek-)context en komen zo totaal op zichzelf te staan. Andere scènes, waarin kinderen op skeelers tussen de rangen door sjezen of bedrijvige arbeiders druk in de weer zijn, lijken uit een andere wereld te komen. De onoverbrugbare kloof in tijdsverloop tussen hen en de bloemen plaatst ze op een vlak van bestaan waar de film hen niet kan volgen. Tijdens hun levensloop zullen de mensen vele generaties anjers de revue zien passeren, tijdens die van de planten zal de menselijke groei nauwelijks merkbaar zijn. De eeuwigheid van de ene is slechts de zomer van de ander. Nagenoeg moeiteloos meandert de montage tussen deze twee vlakken en positioneert de film op het scherp van de snede.
Er zit een zekere plechtigheid in deze weergave van de natuur: als cameraman gaat Van de Wiele in sommige beelden letterlijk op zijn knieën, filmt de planten van onderaf en laat hun kronen afsteken tegen een strakblauwe hemel waar zij hun vingers naar uit strekken, alsof zij — mits ongesnoeid — tot in de eeuwigheid door zouden blijven groeien, dichter en dichter tot hun voedende zon. Er wordt hier een gunst aan de anjers verleend, zo voelt het; per stuk gekadreerd zijn zij even bevrijd van de massaproductie, een ruimte waarin een bloem verandert in de bloem. Hier geldt sublimatie als gevolg van isolatie; wanneer van dichtbij of langdurig bekeken — bovendien wanneer met verve in beeld gebracht — veranderen de bloemen in tekens die een wisselwerking aangaan met de verbeeldingskracht, perikelen en de bereidheid tot vervoering van wie naar ze kijkt. Carnations’ grote troef is dan ook het vermogen om ogenschijnlijk onbevangen te blijven en er op te vertrouwen dat door secuur te kiezen wat wanneer te laten zien, er iets zal groeien op de vruchtbare grond van de ogen van de ander.
De mystiek rond de anjers in de film staat haaks op de industriële werkelijkheid. In een raster met ruimtes van een tien à vijftien vierkante centimeter worden de bloembollen in de grond geplant met dezelfde routineuze snelheid en precisie die je ziet langs assemblagebanden, zij het in dit geval met een tederheid die auto-onderdelen niet wordt toebedeeld. De afstand tussen elke anjer is een compromis tussen maximale bezetting en minimale groeiruimte.
Hun leefwereld is met zorg ontworpen om de anjers zo volledig mogelijk te ondersteunen en beschermen, hier geen grijpgrage grazers of andere dreigingen; enkel een een uitstekend geïrrigeerde couveuse om volwassen in te worden. Gedegen werknemers ontdoen de planten bij wijze van cosmetische ingreep van bladeren die te dicht bij de knop groeien: de anjers gemodelleerd naar het door de markt gedicteerde ideaal. Binnen de kas heerst een ecosysteem, een waar de mens in dienst staat van de plant; hem begeleidt in groei en vermenigvuldiging, en de plant op zijn beurt in dienst staat van de mens, om gedeeld te worden met geliefden of te pronken op de lapel van een prins. Eenmaal volgroeid en geplukt, worden ze geselecteerd en tot boeketten geschikt. De vloer is bezaaid met afgekeurde exemplaren: te klein, te bleek, of met een andere genetische oneffenheid die enkel als lelijk bestempeld kan worden door zij die de anjer net zijn schoonheid hebben toegekend.
Waar het — zoals door Goldmund bezongen in bovenstaand citaat — onbegonnen werk is om de ongrijpbare praal van de bloem te evenaren, rest niets anders dan deze te proberen vangen, vast te houden, om vervolgens met opengevouwen hand rond te gaan en te laten zien wat je hebt gevonden. Uiteindelijk is Carnations precies dat: een navertelling van een meditatief maakproces — een kroniek van verstilling op kniehoogte, bezield door de beelden en gedachten die het gewas heeft toegefluisterd.
Swollen Stigma is een visuele, surrealistische vertelling over een vrouw die zowel letterlijk als psychisch door verschillende kamers reist. Lesbische fantasieën over, of herinneringen aan, een andere vrouw vullen haar verbeelding. Door de afwisselende gezichtspunten tussen de hoofdpersoon en haar geliefde, sijpelt een interne gevoelswereld binnen in wat extern is.