De Portugese ‘saudade’ ontkracht?
Het oudste kortfilmfestival ter wereld rolde dit jaar voor de 66ste keer zijn rode loper uit, zij het dit keer volledig digitaal. Normaal viel het filmgebeuren in Oberhausen samen met de Franse moeder aller filmfestivals, maar de globale coronacrisis dwong Thierry Frémaux ten slotte toch op de knieën en Cannes 2020 werd volledig geannuleerd. Dat maakt natuurlijk dat de blik van menig cinefiel over een lege Croisette dwaalt: vindt deze uitgehongerde groep zijn gading in de selectie van het Duitse, nogal experimentele festival? Zij die zich toespitsen op de landfocus vast en zeker wel.
Het is de eerste keer in hun rijke – dat mag gezegd – geschiedenis dat Oberhausen zo resoluut een gastland in de kijker plaatst, en hun oog viel dan niet meteen op een erg voor de hand liggende keuze: Portugal. Sinds enkele jaren een hippe trekpleister voor Europese reizigers, maar nooit de vanzelfsprekende go-to van de doorsnee filmliefhebber. Dat is uiteraard deels toe te schrijven aan de strenge dictatuur van ‘goede man’ Salazar, die het maken van een bepaald soort cinema bemoeilijkte. Tegelijkertijd speelde de onverschilligheid van het Portugese publiek jegens zijn nationale cinema ook een rol: Portugal blijkt tot op de dag van vandaag een van de Europese landen met het laagste bioscoopbezoek voor zijn eigen producties. De gemiddelde arthouse-criticus mocht het werk van Manoel de Oliveira en Paulo Rocha dan wel smaken, in eigen land bleef het volk thuis. Het faciliteerde de uitbouw van een sterke nationale cinema nagenoeg niet.
De laatste twee decennia wist het land zich echter meer en meer op de kaart te zetten. Het bracht zelfs twee grootmeesters voort: Miguel Gomes en Pedro Costa. De een gekenmerkt door een formalistische speelsheid, de ander door een donker picturalisme – beiden aanbeden door grote horden critici en filmmakers, beiden ook getekend door een complexe relatie met dat zelfverklaarde "belangrijkste filmfestival ter wereld" aan de Côte d'Azur. Dat zo’n giganten een schaduw kunnen werpen over ‘kleinere’ filmmakers is ontegensprekelijk en het is dan ook interessant te onderzoeken welke nieuwe spelers zich op het kortfilmcircuit begeven.
Hoe vertaalt dat zich allemaal naar de selectie van kortfilms die IndieLisboa-programmator Miguel Valverde samenstelde voor Oberhausen? De man deelde zijn gastprogramma op in drie secties: All About Us, Future is Present en Strange is Fine. Elke sectie bestaat op zijn beurt uit een vijftal kortfilms die gemaakt zijn tussen 2010 en 2019. Valverde houdt dus zeker zijn vinger aan de pols, een taak die hem op het lijf geschreven lijkt als programmator van het drukstbezochte festival in Portugal.
EEN PORTUGESE GESCHIEDENIS
De titel All About Us valt heel letterlijk te nemen: Valverde koos vijf kortfilms uit die de lens op ‘de Portugezen’ en hun psyche richten. In Onde o Verão Vai (episódios da juventude) tracht David Pinheiro Vicente zelfs zoveel aantrekkelijke twintigers in zijn kader te proppen dat na verloop van tijd een van de protagonisten zijn hoofd uit de bomvolle, snikhete auto moet steken. De titel verschijnt en de kleuren en geluiden verwekken een libidineuze ode aan de zomer - à la Call Me By Your Name. Een andere parallel vinden we in eigen land, bij Louisiana Mees’ Waithood uit hetzelfde jaar (2018). Verbeeldt Vicente ook een gedesillusioneerde jeugd, gevangen in een eeuwig spel, volledig toegewezen op mekaar? Het lijkt geen onredelijke aanname. Benieuwd of Mees en Vicente mekaar kruisten tijdens IndieLisboa 2018, waar ze dat jaar beiden geselecteerd waren.
Van collectieve psyche naar hyperpersoonlijke zielenroerselen in het essayistische Où en êtes-vous, João Pedro Rodrigues? van de beruchte queercineast João Pedro Rodrigues (O Ornitólogo) “Waar ben ik?”, vraagt de regisseur zich af, terwijl we dankzij een goedgeplaatst medium shot niet kunnen wegkijken van zijn penis. Zijn mijmeringen, die worden bijgestaan door onsamenhangende home videos, zijn steeds vaag dichterlijk, maar het geheel is té autobiografisch en de linken tussen beeld en tekst té vergezocht om een echte impact te hebben op de kijker. Het bewijst dat de All About Us-sectie op zijn sterkst is wanneer de focus op ‘Us’ ligt, in plaats van op ‘Me’.
Kijk bijvoorbeeld naar Leonor Teles’ Balada de um Batráquio, waarin de filmmaker via sterke metaforen de xenofobie in haar land aan de kaak stelt. Of O Que Arde Cura waarin João Rui Guerra da Mata, de partner van João Pedro Rodrigues, de Portugese bosbranden van 1988 inzet als allegorie voor een allesverschroeiende romance. Zo slaat hij intrigerende linken tussen het persoonlijke en het historische, zonder dat het ooit geconstrueerd aanvoelt. Het zijn twee perfecte voorbeelden van kortfilms die iets trachten te vertellen over hun land en dat doen op een zeer cultuurspecifieke wijze.
BEELDEN VAN DE TOEKOMST
In de tweede sectie kiest Valverde resoluut voor ‘meta-cinema’ die de toekomst in durft te staren. Inderdaad, het soort zelfreflexieve filmmaken dat snel op de heupen kan werken, ware het niet dat de programmator ons via scherpe curatie behoedt voor zo’n ramp. Duidelijke uitschieter en het meest expliciet in zijn verwijzingen naar de filmkunst: The Great Attractor van Rita Figueiredo, een koortsachtig ruimte-epos samengesteld uit archiefmateriaal. Via prachtig montagewerk examineert Figueiredo de schimmige grens tussen exploratiedrang en zelfdestructie. De menselijke obsessie met beweging wordt centraal geplaatst en dat thema is op zijn krachtigst wanneer beelden van een ruimte-oefening plots gekoppeld worden aan de eerste experimenten van Muybridge.
Jorge Jácome’s toepasselijk getitelde Past Perfect draagt overduidelijk de stempel van Le Fresnoy, het Franse postdoctoraal onderzoekscentrum voor audiovisuele kunst dat zich heel specifiek lijkt te focussen op onorthodoxe video-essays. In zijn filmgedicht over nostalgie plakt hij vervormde beelden van nep-dinosaurussen en een prachtige zonsondergang samen in een elliptische montage, maar stelt hij ook heel direct de vraag hoe onze beeldcultuur die nostalgie opwekt of zelfs vormgeeft.
Misschien moeten we het toch even terug hebben over die twee hedendaagse Portugese grootmeesters. Een jongeman wordt een greenscreen ingezogen in Destiny Deluxe van Diogo Baldaia: een schalkse ingreep die bijna openlijk lijkt te refereren naar Miguel Gomes – net als de muzikale intermezzo’s (80’s synthesizers & Portugese pop) die doorheen de film zijn geweven. Narratief is het allemaal wat stuurloos, tot we arriveren aan de kust van Nazaré; de goed geïnformeerde toerist weet dat hier de hoogste golven van Europa gemeten worden. Onder een blauwe filter, die moet instaan voor een betoverend maanlicht, stoeien enkele jongeren in de zee en het is in deze chiaroscuro’s dat we echo’s naar Pedro Costa’s stilistische handtekening bemerken. Maar met welk doel? Net als zijn personages lijkt Baldaia de weg een beetje kwijt en verliest hij zich in een holle en all-over-the-place stijloefening.
STYLE IS SUBSTANCE
Oh meu Deus, Portugese genrekolder en extravagante kleurenexplosies in de laatste sectie! Al noteren we graag dat hier niet minder sérieux te rapen valt. Zo draagt Patrick Mendes’ A herdade dos defuntos op eerste zicht de kenmerken van een korrelige exploitatiefilm, maar herbergt de film eveneens een scherpe kritiek op het neoliberalisme. In Barba gebruikt Paulo Abreu dan weer de stille film om een verhaal over ‘het ontstaan van Portugal’ te vertellen. We volgen vier oermensen die over besneeuwde bergtoppen dwalen, wanneer eentje een hol been vindt en zo cinema lijkt uit te vinden. Een audiofragment op het einde verbindt het allemaal met de financiële crisis in 2008, toen de Trojka financiële noodsteun aan Portugal beloofde in ruil voor sterke bezuinigingen. Allemaal wat te doordacht, maar desalniettemin een opmerkelijke film, met een hoofdrol voor slow cinema-cineast André Gil Mata, wiens kortfilm Casa ook in de sectie is opgenomen.
In Ao lobo da Madragoa timmert Pedro Bastos dan weer een strak eerbetoon aan de 18e-eeuwse dichter en satiricus António Lobo de Carvalho ineen, ook wel bekend als de wolf van Madragoa. Zijn poëzie stond bekend om zijn oneerbiedig en seksueel expliciete geschriften die indruisten tegen de christelijke moraal – en dat vertaalt zich in Batos’ kortfilm naar schilderachtige tableaus, bevolkt door vrouwelijk naakt en heiligen die zich schuldig maken aan die typische katholieke hypocrisie. Een straf stukje non-narratieve cinema, dat vooral gepositioneerd lijkt te worden als mooie hommage aan de Portugese traditie van het intrappen der heilige huisjes. Ook hier kiest de regisseur voor een doorgedreven vormoefening om tot een interessante wisselwerking met de sociale en politieke subtekst te komen. Het lijkt wel alsof we zo stoten op de rode draad van de derde sectie.
SAUDADE: ONTKRACHT
Valverde vindt naast thematische gelijkenissen ook interessante visuele motieven (lavastromen, paarse tinten, naakte lichamen). Maar de grote constante doorheen het gastprogramma lijkt een zeker cerebraal aspect: achter elke film — zelfs de genrefilms — lijkt een grote brok theorie te zitten. Dat valt te bewonderen en levert vooral heel interessante, spannende cinema op. Maar — en daar kunnen we ook niet om heen — voor de kijker die film het liefst door het hart beleeft, kan dit een vanzelfsprekende afknapper zijn. Een uitdagende selectie, maar één die als gegoten binnen het eigenzinnige profiel van Oberhausen past. Een onontbeerlijke aanvulling op Gomes en Costa dus, één die kleur geeft aan de veelzijdigheid van het land van de Lusitaniërs.
Eén ding dan nog. Iets dat we steeds lachend opmerken in de hedendaagse Portugese cinema die het bij ons tot in de Belgische zalen schopt, is het gebruik van (fluisterende) voice-over. Vaak melancholisch, soms poëtisch, zelden 100% overtuigend. We hebben het altijd met een vergevende grijns toegeschreven aan die Portugese saudade. Goed nieuws: het is een cliché dat Miguel Valverde grotendeels heeft kunnen ontkrachten. Missie volbracht, niet?
Deze tekst verscheen ook in het Engels op Talking Shorts.