Het moment vangen
Grimm Vandekerckhove over de magie van film
Het Internationaal Film Festival Rotterdam (IFFR) reikt sinds 2020 jaarlijks de Robby Müller Award uit aan een beeldenmaker die “een authentieke, geloofwaardige en emotioneel treffende visuele taal heeft gecreëerd met zijn of haar oeuvre.” Dit jaar viel de Belgische cinematograaf Grimm Vandekerckhove die eer te beurt, waarmee hij op de erelijst onder meer Kelly Reichardt (First Cow) vervoegt. Vandekerckhove, DOP van de langspeelfilms Here en Ghost Tropic, maar ook van korte films als Terril, Daysleeper of Sonnet 81, wordt door de jury geloofd voor zijn artistieke finesse en tedere beeldende zorgvuldigheid.
Gefeliciteerd met de prijs. Waar ben je nu mee bezig?
Ik heb net een redelijk heftige autobiografische fictiefilm gedraaid. Regisseur Maja Ajmia Yde Zellama was tien toen ze haar neef verloor. Haar film gaat over rouw, meer specifiek in de Tunesische cultuur. Tijdens de draaiperiode is ook de broer van die neef onverwachts gestorven. Fictie werd realiteit. Maya moest prompt de filmset verlaten voor de begrafenis in Tunesië. We hebben de set een dag volledig stilgelegd en producent Nabil Ben Yadir nam een dag de regie over. Twee dagen later filmden we een begrafenis in België. Plots werd alles zeer relatief. Het was bijna precies zeventien jaar geleden dat die jongen gestorven was. Dan sterft ook nog eens de broer. Dat zijn heel veel dingen die samenkomen. Die trieste gebeurtenis heeft sowieso een impact op het eindresultaat, maar hoe precies weten we niet. Ik ben zelf vijf jaar geleden mijn mama verloren. Dat komt op zo’n momenten terug.
Nu neem ik even pauze. Daarna ga ik voor het eerst een televisiereeks draaien, vier afleveringen van het tweede seizoen van BRI, met regisseur Jérémie Guez waarmee ik samen Kanun heb gemaakt. Tot nu toe heb ik reeksen altijd bewust gemeden.
Waarom?
Een tv-reeks vraagt veel investeringen en opofferingen, ook op artistiek vlak. Vaak moet je gehoorzamen aan een soort systeem. Ik werd ook nooit een reeks aangeboden waarmee ik écht iets kon. Maar omdat ik het goed samenwerk met Jérémie wil ik het nu wel eens proberen. Hij had mij ook gevraagd voor het eerste seizoen, maar toen draaide ik met Bas Devos. Mijn agent verklaarde me krankzinnig: een kleine film in België prefereren boven een prestigieuze Parijse serie?
Ik blijf het persoonlijk ook moeilijk hebben met reeksen. Ik heb er gewoonweg minder feeling mee. Als ik eentje kijk voel ik mij altijd gemanipuleerd. Er zit een zekere voorspelbaarheid in. Natuurlijk zijn er uitzonderingen, maar vaak zijn het maar enkele afleveringen die er bovenuit springen.
Er is wel vaak veel geld en budget mee gemoeid.
Dat is ook één van de redenen waarom ik het nu doe. Ik draaide al vaak lowbudget films, maar ik wil ook wel eens met meer budget werken. Al blijf ik me afvragen waarom het grote geld vaak naar reeksen gaat, terwijl films een heel andere focus en kijkervaring vragen.
Wordt alles niet meer en meer content, los van de kijkcontext waar je als maker steeds minder invloed op hebt?
Ja, maar toch zijn er nog altijd mensen die naar de cinema trekken. Dat zijn niet alleen cinefielen. Dat zijn mensen die een kijkervaring willen delen. Een reeks zet je op terwijl je je in de zetel ploft en met andere dingen bezig bent. Dat heeft een andere bestaansreden.
Nochtans slorpte het eerste seizoen van True Detective mij persoonlijk wel volledig op.
Dat heb ik niet uitgekeken. Ik had constant het gevoel dat ik naar Se7en aan het kijken was. De filmische referenties hielden mij meer bezig dan de reeks zelf. Je weet ook van bij de start dat je nog zoveel afleveringen te gaan hebt. Hoe je het ook draait of keert, je voelt altijd de structuur van een reeks. Pas op, ik snap waarom het zo moet gebeuren. Het is gewoon een ander medium.
Wat zijn dan jouw criteria om een project aan te nemen?
Ik moet een connectie hebben met het scenario of de regisseur. Vaak krijg ik een scenario opgestuurd dat mij niet overtuigt, maar dan triggert het gesprek met de regisseur mij soms wel voldoende om het te doen. Zoals bij Kanun bijvoorbeeld. Dat is een straightforward genrefilm. Maar de regisseur Jérémie Guez had mij gecontacteerd op basis van Ghost Tropic (Bas Devos), wat een totaal andere film is natuurlijk. Dat vind ik dan interessant. De films van Bas Devos zijn persoonlijker en eigenlijk ook dichter bij wat ik zelf in de cinema wil zien.
Zelf studeerde je ook film aan Sint-Lukas. Waarom heb je die keuze gemaakt?
Van jongsaf had ik een obsessie met film. In de jaren negentig ben ik opgegroeid met Spielberg en consoorten. Het puur cinefiele was toen nog ver van mijn bed, maar de fascinatie voor het medium is daar gegroeid. Ik deed toelatingsproef aan de filmschool zonder te weten wat de functie van een director of photography is. In het eerste jaar kreeg ik les van iconen als Walther Vanden Ende en Willy Stassen. Zij hebben mijn ogen geopend. Sowieso was ik al veel met beeld bezig, ik tekende en fotografeerde vaak.
Teken je nu nog vaak?
Nu weer wel, met mijn kinderen. Mijn zoon heeft talent en tekent erg veel. Dat klein manneke van vijf jaar heeft mijn goesting om te tekenen opnieuw aangewakkerd.
Ben je zelf opgegroeid in een artistiek nest?
Mijn vader en moeder hadden een bedrijf in ramen en deuren. Er heerste thuis een typische mentaliteit van zelfstandige ondernemers. Ik heb twee broers en een zus. We werden alle vier klaargestoomd om een rol op te nemen in het familiebedrijf. Maar mijn moeder was best wel artistiek aangelegd. Ze tekende ook vaak, maar dat soort activiteiten moest ze aan de kant schuiven. Op dat vlak heeft ze zichzelf opgeofferd. De artistieke roots zijn er dus wel. De papa van mijn moeder was ook bezig met fotografie, maar die heb ik nooit gekend.
Komt je tekentalent van pas bij het maken van storyboards?
Nee, ik maak eigenlijk zelden storyboards. Het hangt er natuurlijk vanaf met welke regisseur je werkt. Maar zowel met Bas Devos als Jérémie Guez werken we eerder met een plan van aanpak dan met concrete shotlijsten. De camera oppakken en ervoor gaan, het gevoel hebben dat je terug student bent. De vrijheid koesteren zonder je vast te klampen aan rigide storyboards. Ik ben ervan overtuigd dat je iets verliest in de radicaliteit van het nadenken.
In hoeverre bepaalt de regisseur mee jouw beeld(kader)?
In principe sta ik in functie van de film en de regisseur. Maar in de samenwerking met Bas bijvoorbeeld, verloopt die dialoog erg organisch. Als ik door mijn zoeker kijk en het gevoel heb dat er iets mist, dan kan ik dat niet altijd onder woorden brengen. Bas is er goed in dat soort dingen te benoemen. Hij heeft een visueel oog en wat hij zegt over het beeld, sluit vaak aan bij mijn eigen gevoel. Dat is natuurlijk ook een gevolg van de vele gesprekken die je samen op voorhand hebt waarbij er een mood en kader worden afgesproken.
Ik las ergens dat jij geen “mooie beeldjes” wil maken. Wat dan wel?
Veel filmmakers verliezen zich in die oppervlakkige zoektocht naar schoonheid. Het gaat over meer dan dat. We leven vandaag in een cultuur waarin esthetisch mooie beelden maken erg gemakkelijk is geworden. De beelden die Bas en ikzelf proberen maken is een gevolg van een diepgaandere en persoonlijkere zoektocht in functie van de film. Ik zou geen enkel probleem hebben met het draaien van een “lelijk” beeld als dat ook past binnen het vooraf besproken kader.
Is het loslaten van een rigide shotlijst en decoupage jezelf openstellen voor een al dan niet berekende verrassing?
Ik heb ook enkele documentaires gedraaid (Behind the Redwood Curtain, Añoranza). Die leerden me op een andere manier kijken. Je zoekt in het moment zelf, in plaats van op voorhand alles neer te pinnen. Here van Bas is een mooi voorbeeld van een mix van die twee benaderingen. We bepaalden op voorhand een structuur op vlak van cameravoering. In het tweede deel van de film beweegt de camera meer. Maar binnen die vastgelegde structuur blijft er tegelijk veel open. Het element van kijken en de natuur is een essentieel deel van de film, daar gedragen we ons dan ook naar. Eerst proberen het moment te zien en het dan vangen.
Hoe belangrijk is twijfel op set voor jou?
Heel erg. Het hangt uiteraard af van het type film en van de samenstelling van het team, maar in essentie is twijfel een eigenschap van eerlijkheid. Ik twijfel zelf veel op set, en wil zeker niet doen alsof ik het allemaal weet. Het benoemen van die twijfel triggert ook een vaak vruchtbare zoektocht. Dingen in vraag stellen geeft niet zelden betekenis. Het zorgt ervoor dat je even afstand kan nemen van het narratief en dat je overzicht kan houden over wat je precies aan het doen bent. Het is deel van het creatief proces.
Hoe reageert een wachtende crew op een twijfelende cameraman?
Wat voor de camera gebeurt, dat maakt de film. Alles daarrond, de crew, de productie en zelfs selectiecomités van festivals, die maken eigenlijk geen deel uit van de kern van een film. Mijn focus ligt bij die kern, al de rest probeer ik weg te filteren. Daar heb ik geen moeite mee. Als het gevoel en dat wat je door jouw lens ziet klopt, dan ben je op de juiste weg.
Is er voor jou een verschil tussen korte films en langspelers?
Ik vind kortfilm een heel interessant medium en heb er dan ook veel gedraaid. Voor mij staat het genre ook echt op zich. De structuur is totaal anders en de spanningsboog is veel korter. In een korte film kan je heel wat dingen uitproberen die niet kunnen in een langspeler. Als kijker stap je er anders in en als maker kan je jouw visuele stem ontwikkelen. Je wil echt geen anderhalf uur kijken naar sommige kortfilms die ik heb gedraaid.
Tijdens een eerder interview liet je vallen dat je alles op pellicule zou draaien mocht je daartoe de kans krijgen. Waarom?
Heb ik dat gezegd? Hoe film reageert op licht is echt iets uniek. Licht vangen op een drager gaat veel dieper bij fysieke film dan op digitale wijze. Alsof je niet naar de realiteit kijkt. Digitale beelden geven het gevoel dat je een rechtstreeks venster op de wereld hebt. In de kleurafwerking passen we er dan vaak een filter op toe, om weer weg te gaan van die realiteit. Pellicule heeft een intrinsieke filter. Het is alsof het beeld opgehangen wordt, alsof het iets anders wordt dan hetgeen je rond je ziet. Het wordt vaak magie genoemd en dat is het ook wel. Digitale camera’s kunnen beter donkere partijen weergeven, maar het bloeien van hoge lichten op pellicule is voor mij persoonlijk interessanter.
Je moet praktisch gezien ook veel concretere keuzes maken, want je hebt geen oneindig aantal meters film ter beschikking. Daardoor ga je anders nadenken, er heerst een totaal andere focus op set.
Hoewel digitale camera’s beter in staat zijn om donkere partijen weer te geven, maak je toch samen met de regisseurs bij de kortfilm Nocturnus de keuze om zeer donkere scènes op pellicule te draaien. Waarom?
Om weg te stappen van de realiteit. We hebben die film in Groenland gedraaid. De landschappen daar zijn prachtig, met onwaarschijnlijk licht en schitterende kleuren; zacht blauw, magenta tinten. Maar we wilden geen film maken over hoe mooi Groenland is. We hebben op zwart-wit 16mm-pellicule gedraaid, waardoor de landschappen iets grafisch en fictioneel krijgen. In sommige scènes schijnt een personage ook met een zaklamp, waardoor we een groot contrast verkregen tussen licht en donker.
Hoe was het om daar te draaien in extreme weersomstandigheden?
Uitdagend, maar gelukkig was camera-assistent Didier Frateur er ook. Hij had al ervaring met filmen op de poolcirkel voor When The Light Comes van Stijn Coninx. We hebben Nocturnus ook met zijn persoonlijke camera gedraaid. Er was een jasje voorzien voor de camera met isolatiemateriaal en warmte-elementen. We hadden één keer een bevroren lens, maar het waren eigenlijk vooral de fysieke omstandigheden die het lastig maakten. Je zakt echt meters in de sneeuw tijdens het stappen. Het kostte enorm veel energie om de camera te verplaatsen.
Sommige ruime shots zijn gedraaid op een eilandje. Daar moesten we dan met een kleine speedboot een uur naartoe varen en door ijsvlakten breken. Daar zit je dan met vijf mensen in een piepklein bootje in het duister. Je hoort vanalles kraken en je voelt dingen bewegen. Vooraan op de boot heb je een lamp die in het rond scant. Het enige wat je op je ziet afkomen zijn ijsblokken. Soms vroeg ik me af of het wel verantwoord was, maar je moet vertrouwen op de ervaring van de aanwezige locals. Ze hebben daar een andere manier van leven. Als je in het buitenland draait moet je je daarvoor openstellen. Dat is ook net fascinerend om dat mee te maken.
Waar droom je nog van?
Ik hoop eigenlijk gewoon verder te blijven evolueren, ook als mens. Het laatste dat ik wil, is vast komen te zitten in een bepaalde routine. Als vader ben ik iemand anders geworden. Je zet nieuwe stappen. Ik wil blijven projecten doen die mij uitdagen en mezelf als persoon ontwikkelen.
Hollywood?
Neen. Hollywood is ook niet meer wat het ooit is geweest. Ik kan denk ik ook geen films draaien die uitsluitend als entertainment bedoeld zijn.
Geef je dat ook mee aan jouw kinderen? Verbied je hen om bepaalde programma’s te kijken?
Ik ben daar niet zo streng in, maar ik vind het wel moeilijk als ze naar bullshit kijken. Grappig genoeg zijn ze ook niet echt vragende partij. Kinderen voelen ook op een bepaalde manier kwaliteit aan. Een kinderfilm met een sterk verhaal, waar ik zelf ook van kan genieten, fascineert hen zichtbaar meer. Vaak bestaan kinderfilms gewoon uit triggers voor de zintuigen. Neem nu de Minions-franchise, die bestaat gewoon uit flashy beeldjes. Ik merk dan dat ze erg snel afhaken. Bij een sterke film laten ze het scherm niet los. Dat vind ik magisch om te zien. Cinema werkt ook bij kinderen op dat niveau.
Dus Grimm Vandekerckhove draait binnenkort een kinderfilm?
Neen, dat weet ik niet. Maar ik denk wel dat er weinig verschil zit tussen de cinema-ervaring van volwassenen en kinderen. Het is in essentie een vertrouwensrelatie aangaan met de maker van de film. Je voelt heel snel of je in goede handen bent of niet. Film is communicatie, een dialoog tussen maker en toeschouwer.
Je neigt naar een zeer persoonlijke vorm van cinema. Wanneer ga je zelf iets regisseren?
Zolang ik het gevoel heb dat de films waaraan ik meewerk ook een deeltje van mezelf zijn, is dat voor mij voldoende. Een film maken is niet makkelijk. Ik voel niet de nood om zelf iets te vertellen. Dat is voor mij een belangrijke voorwaarde: de noodzaak om iets van je af te schrijven vooraleer je verder kan. De rol van beeldenmaker voelt voor mij zeer juist aan.
Grimm Vandekerckhove blikte ook de kortfilms +6 Gain van Jorn Plucieniczak en All We Ever Wanted Was Everything van Enzo Smits in. Beide films kan je hier bekijken.